Winnie-the-Pooh on Management
In which a Very Important Bear and his friends
are introduced to a Very Important Subject


By Roger E. Allen
isbn 0-525-93898-2

Boekbespreking door: Walter van Gurp (SB4)

Genoeg van al die Japanse management techniekjes en MBA-achtige dikdoenerij?
Wil je desondanks de corporate ladder bestijgen met andere woorden “Do you want to reach the honey”?
Dan is dit een boek voor jou!


Met Winnie de Pooh en zijn vriendjes als karakteristieke personages en hun talrijke avonduren wordt, op een luchtige en speelse wijze, de zes basisfuncties van een manager uitgelegd en toegelicht.

De zes basisfuncties zijn;
· Doel(-en) bepalen
· Organiseren
· Motiveren (leiderschap)
· Ontwikkeling
· Communiceren
· Meten & analyseren

Bij doel bepaling zoekt de manager naar zijn/haar toegevoegde waarde of anders gezegd zijn/haar bijdrage, als manager, aan de organisatie als geheel. Vaak wordt andersom geredeneerd waarbij de missie (of mission statement) van de organisatie, concreet verwoord in een businessplan, wordt vertaald naar ‘afdelingsniveau’.
Het doel mag daarbij niet in beton gegoten zijn, moet enige flexibiliteit hebben om te kunnen meebewegen indien ‘de omgeving’ verandert. Bovendien is het zaak om binnen alle redelijkheid vast te stellen of het doel haalbaar is. Vaak moet er een keuze gemaakt worden tussen verschillende doelen en is het zaak de juiste eruit te kiezen die het meest effectief is (find you’re 15%).

Om het gekozen doel te behalen moet het nodige georganiseerd worden. Een stappenplan moet ontwikkeld worden waarin beschreven staat hoe het doel bereikt kan worden. De verschillende deeltaken kunnen vervolgens aan anderen, met de benodigde kennis (= I * EVA; Mathieu Weggeman), worden gedelegeerd. Die anderen kunnen bij de manager terecht voor de nodige vragen en suggesties. De manager zal (blijvend) controleren of ‘hij/zij’ nog steeds op koers ligt (plan - do - check - act; Deming cirkel).

Gaande het proces zal de manager de medewerkers moeten motiveren/ stimuleren om zo goed mogelijk werk te leveren. Dit begint al bij het prikkelend formuleren van de doelstelling en de gevraagde bijdrage van elk individu als uitdaging te laten zijn! De manager, die als leider ook een voorbeeldfunctie vervult, bepaalt in belangrijke mate de sfeer waarin gewerkt wordt. De manager zal, door oprechte interesse en betrokkenheid, elk individu ook als individu moeten stimuleren om zo het beste uit hen te krijgen en (waar mogelijk publiekelijk) belonen. Een goed manager zorgt er namelijk altijd voor dat zijn/haar mensen alle krediet krijgen!
In het verlengde van motiveren ligt natuurlijk ook de ontwikkeling van de medewerkers. Bij organiseren en motiveren is al even benadrukt dat de manager zijn medewerker ‘kiest op basis van hun kennis’ en ‘aanstuurt als individu’. Hiervoor moet de manager zijn/haar medewerkers wel eerst kennen. Dit kan door regelmatig met hen te praten, te observeren maar bovenal door goed te luisteren. Hierdoor leert de manager de sterkten en zwakten van elk individu kennen. De manager kan nu elk individu, op basis van zijn/haar individuele kennisniveau, gericht een taak of opdracht geven. Tijdens het (leer-)proces worden natuurlijk fouten gemaakt en komen zwakten aan het licht. De manager zal dan behoedzaam te werk moeten gaan door de nadruk te leggen op de sterkten en fouten positief brengen.
De manager moet niet proberen het karakter van het individu te veranderen. Het is zijn/haar taak om te zorgen voor een veilige omgeving (consistent & continu) die bijdraagt aan de zélfontwikkeling van het individu, passende taken in lijn met de behoefte en coachen naar de aard van het individu (X en Y type; Mac Gregor).

De ontwikkeling van de manager zélf is daarentegen óók een basisfunctie van de manager. Om het punt van excellence te bereiken, zal hij/zij door zelfreflectie (en met behulp van zijn/haar eigen leidinggevende) zijn sterkten en zwakten moeten onderzoeken en ontwikkelen ten gunste van zichzelf en de organisatie als geheel.

Van effectieve communicatie, de volgende basisfunctie van een manager, is sprake als deze voldoet aan de volgende 5 regels;
1. Er is sprake van uitwisseling (heen én weer) van informatie tussen een zender en ontvanger(s).
2. Alle informatie is duidelijk en kompleet (…..Murphy).
3. De informatie is van belang voor de ontvanger (nut, noodzaak, motivatie!).
4. Vraag bevestiging of de boodschap is begrepen.
5. Communiceer consistent zowel in het gesproken (of geschreven woord) als zéker ook in houding en (non verbaal) gedrag!

Meten en analyseren, de laatste basisfunctie van een manager, is in eerste en laatste plaats “informatie die de manager én zijn mensen, instaat stelt om, de bedrijfsmiddelen te meten en de richting te controleren”.
Daarbij zijn slechts de antwoorden op de onderstaande drie vragen van belang;
· Welke informatie is minimaal nodig voor het bereiken van het doel?
· Hoe vaak, wanneer is de informatie nodig?
· Op welke wijze (economisch/praktisch) kan deze informatie het best worden verzameld?
· Hoe kan deze informatie het meest effectief/ betekenisvol worden (grafisch) weergegeven?
Bedrijfsinformatie moet erop gericht zijn om zelfcontrole mogelijk te maken. Mede daarom moet deze informatie ook aan iedereen gecommuniceerd worden voor de juiste focus en richting. Het heeft bovendien géén enkele zin om alleen in het bezit te zijn van bedrijfsinformatie als daar geen acties aan wordt ontleend!


Zoals gezegd een alleraardigst boekje over een erg belangrijk onderwerp!

[Terug naar Start Index]