psychologie
Het woord "psychologie" betekent de studie van de psyche, en "psyche" betekent geest of ziel. In Collin’s Thesaurus vinden we bij psyche: anima, essentieële aard, individualiteit, innerlijke mens, innerlijke zelf, geest, persoonlijkheid, pneuma (filosofisch), zelf, ziel, onderbewuste, ware wezen. Dit geeft aan hoe diep de wortels van de psychologie in de menselijke ziel en geest liggen. Het woord "psyche" heeft oude bronnen, die ten minste duizenden jaren voor Chirstus terug gaan, toen het bijna altijd betekende de levenskracht of geest in het lichaam. Ergens in het zestiende eeuwse Duitsland werd het gekoppeld met "logos" -woord of studie- en zo ontstond "psychologie", de studie van de ziel of geest in mensen.
Wie het woord het eerst bezigde is niet zeker, maar omstreeks 1730 werd het in zijn moderne betekenis gebruikt door Wolff in Duitsland, Hartley in Engeland, Bonnet in Frankrijk en toen betekende het "de wetenschap van de psyche of ziel".
Meestal geven leerboeken aan dat het het eerst werd gebruikt door Wilhelm Wundt (ca. 1879) die de psychologie koppelde aan introspecie en structuralisme.
Sommige gaan nog verder terug o.a. naar Fechner, die in 1850 een wet bedacht over de relatie van de geest en lichaam. Dit werd als heel belangrijk ervaren omdat de filosoof Emmanuel Kant aan het begin van die eeuw had voorspeld dat de psychologie nooit een wetenschap kon worden omdat het onmogelijk zou zijn om psychologisch processen experimenteel te meten. Wundt ging met deze metigen aan het werk en integreerde die in een eerste ‘psychologie’.
De belangrijkste bijdrage van de methode van Fechner was dat de psychologie niets meer te maken had met de filosofische veranderingen, werkelijk wetenschappelijk was en niets meer met ziel of geest te maken had. Alles was empirisch te vinden. Wilber ( Eye to Eye, Ken Wilber,1983) vertelt hoe hij jaren later een oud boek vond getiteld -Over het leven na de dood-, geschreven in 1835, van de hand van Gustav Fechner! De openingszin was opvallend (voor de grondvester van de empirische benadering!?) "De mens leeft niet eenmaal op aarde, maar drie maal: de eerste fase van zijn leven is voortdurende slaap; de tweede, afwisseld slapen en waken; de derde is "steeds wakker zijn." Vervolgens ging deze verhandeling verder over deze "waaktoestand". "In de eerste faze leeft de mens in duisternis, alleen; in de tweede leeft hij samen en toch gescheiden van zijn medemensen, in een licht dat reflecteert van het oppervlak van de dingen; in het derde deel van zijn leven, verweefd met ...universele geest ... is een hoger leven. "
Een ontwikkeling van lichaam naar ziel, naar geest, de drie fazen van de groei van het bewustzijn, en pas als mensen sterven ten opzichte van die separate zelf (ego), worden zij zich bewust van de omvang van de universele geest. Daarom besloot Wilber een History of Psychology te schrijven, omdat hij "deze Fechner" nergens in de leerboeken kon vinden. Dit is ook de aanleiding voor dit beknopte overzicht/inleiding van de psychologie: een ruimer kader om de eigen ontwikkeling te kunnen plaatsen en vooral meer diepte te geven aan het werk van Maslow. Zo is er dus niet één psychologie! Er zijn veel mensen die zich met de ontwikkeling hebben bezig gehouden, vanuit verschillende invalshoeken. Er is blijkbaar niet een enkele waarheid. Of misschien is het eerder zo dat verschillende mensen vanuit hun eigen subjectiviteit verschillende aspecten hebben gezien. Volgens Wilber heeft dit te maken met de opstelling of standpunten van de onderzoekers, waarbij de ‘nieuwe wetenschap’ de andere twee ‘ogen’ of standpunten verdringt. Hij zegt hier o.a. over :...."Het ontstaan van de wetenschap Lang niet iedereen realiseert zich dat de wetenschap zoals die door Kepler, Galileï en Newton werd bedreven, niet rationalistisch was, maar empirisch. Dat is een groot verschil: het rationalisme legt de nadruk op het oog van de rede en het empirisme op het oog van het vlees. De wetenschap is zelfs begonnen als een antirationalistische ontwikkeling en een rechtstreekse opstand tegen de rationele systemen van de scholastiek. Zoals Whitehead heeft geschreven: 'Galilei blijft almaar hameren op de manier waarop dingen gebeuren, terwijl zijn [rationalistische] tegenstanders een volledige theorie hebben over het waarom van de gebeurtenissen. Helaas levert dat niet dezelfde resultaten op. Galilei houdt vast aan "onherleidbare en onveranderlijke feiten" en zijn opponent Simplicius brengt redenen naar voren.'
Deze botsing tussen Galilei, met zijn 'onherleidbare en onveranderlijke feiten', en Simplicius, met zijn 'toereikende redenen', is een botsing tussen het oog van het vlees en het oog van de rede - tussen empirisme en rationalisme. Whitehead legt hier sterk de nadruk op: 'Het is een grote fout om te denken dat deze historische omwenteling een beroep op de rede was. Het was juist een door en door anti-intellectualistische ontwikkeling, waarbij men als reactie op de onbuigzame rationaliteit van het middeleeuwse denken terugkeerde naar het bestuderen van de harde feiten [het oog van het vlees of het empirisme].' Dit is zo belangrijk dat Whitehead het vele malen herhaalt: 'We moeten ons terdege realiseren dat de wetenschap begonnen is met het organiseren van gewone zintuiglijke ervaringen. Dat heeft de soepele samensmelting mogelijk gemaakt met het antirationalistische vooroordeel van de historische omwenteling.' Het is gemakkelijk in te zien waarom de wetenschap begonnen is als een opstand tegen het rationalisme. De logica transcendeert het oog van het vlees zo ver dat het soms lijkt alsof er geen enkele band meer is met de wereld van de vleselijke voorwerpen. Dat is op zich geen tekortkoming van de logica, zoals veel romantici schijnen te denken. Integendeel, het is het sterke punt van de logica: er kan over een activiteit worden geredeneerd zonder dat die activiteit met het vlees hoeft te worden uitgevoerd. De logica ontleent haar kracht aan deze transcendentie van de zintuiglijke voorwerpen (zoals Piaget heeft laten zien, wordt het formele operationele denken, of de rationele logica, toegepast op de concrete sensomotorische ervaring, die het daarmee dus transcendeert). Maar de logica of, in het algemeen, het hele oog van de geest kan op een ernstige manier worden misbruikt. Het enige criterium voor de juistheid van een redenering is de innerlijke consistentie van de logische gedachtengang, waarbij geen wetten van de logica mogen worden overtreden. Een redenering die hieraan voldoet, is logisch gezien in orde. Vanuit een oorspronkelijke premisse worden via subtiele processen van abstract (of formeel operationeel) redeneren de consequenties of condusies gevonden die impliciet in die premisse aanwezig waren.
De premisse zelf - de propositie die het uitgangspunt vormt - kan afkomstig zijn uit het vleselijke, het geestelijke of het contemplatieve domein. Als het uitgangspunt tot het domein van het oog van het vlees behoort en zelf geldig is, spreken we over 'onbetwijfelbare feiten' (Russell), 'onherleidbare en onveranderlijke feiten' (Galileï) of eenvoudig 'empirische-analytische feiten'. Als het uitgangspunt uit het domein van het oog van de geest afkomstig is, spreken we over 'onbetwijfelbare referentieprincipes' (Russell), 'intuïtief duidelijke waarheden' (Descartes) of 'directe fenomenologische inzichten' (Husserl), die filosofisch of psychologisch kunnen zijn. En als de oorspronkelijke propositie wordt beïnvloed door het oog van de contemplatie, spreken we ruwweg over 'openbaring' of 'mandalistisch redeneren'.....
Het verkeerde gebruik of zelfs misbruik van de logica kan nu ontstaan doordat er bij de keuze van de oorspronkelijke premissen allerlei soorten fouten en bedrog mogelijk zijn. Een van de duidelijkste voorbeelden hiervan is de 'categoriefout', waarbij de rol van een bepaald domein volledig wordt overgenomen door een van de andere domeinen en dingen (vlees), gedachten (geest) en transcendente inzichten (contemplatie) met elkaar worden verward. Als dat gebeurt, probeert men feiten in de plaats te stellen van principes, en principes in de plaats van God..."......

Wilber probeert de discussie over o.a. de wetenschappelijkheid van bepaalde theorieën zuiver te maken. Sla maar eens leerboeken open en zinnen zoals:
"Het metaforisch karakter van veel van Jungs denkbeelden heeft critici doen concluderen dat zijn theorie wel afwijkt van die van Freud, maar niet op het punt van ontoegankelijkheid voor wetenschappelijke toetsing. Zoals we zullen zien zal dit probleem zich ook bij andere psychodynamische theorieën voordoen." en
"De benadering van Rogers heeft een grote invloed gehad op de psychotherapie en op de 'zelfhulp' voor het grote publiek. De humanistische beweging is nog steeds niet uitgegroeid tot een 'school' doordat er geen sterke wetenschappelijke theorie is en er geen onderzoek wordt uitgevoerd om de traditie voor te zetten." Daarom lijkt het redelijk dat de psychologische ontwikkeling op een andere grondslag getoetst moet worden dan volgens de empirische wetenschap, zoals wiskunde ook niet ‘zichtbaar’ is, terwijl de natuurkunde haar wel gebruikt. Wilbers indeling over de invalshoek van verschillende onderzoekers zal dit kunnen verduidelijken:
Wilber weer:
...."Zoals we al hebben gezien, heeft Kant onder andere aangetoond dat we, wanneer we over het Absolute proberen te redeneren, altijd in twee tegenstrijdige, maar even aannemelijke richtingen kunnen redeneren. In tegenstelling tot wat latere positivisten dachten, is dit echter geen voldoende bewijs dat God niet bestaat, maar alleen een bewijs dat God de rede transcendeert. (eraan ontstijgt)
Wanneer hogere dimensies worden afgebeeld op lagere dimensies, gaat er onvermijdelijk iets verloren. Een eenvoudig voorbeeld hiervan is een drie-dimensionale bol, die in een cirkel verandert wanneer hij wordt afgebeeld op een tweedimensionaal oppervlak. De bol wordt als het ware doormidden gesneden om op het papier te passen. Bovendien kan de bol in twee totaal verschillende richtingen worden doorgesneden - bijvoorbeeld van oost naar west en van west naar oost - en dan is de afbeelding toch precies dezelfde cirkel. We zouden kunnen zeggen dat een cirkel die over een bol probeert te denken, twee volstrekt tegenstrijdige beweringen kan voortbrengen die even aannemelijk zijn, omdat ze - voor de cirkel - inderdaad allebei correct zijn. En voor de rede en de ziel geldt hetzelfde. De positivisten denken dat dit betekent dat de bol niet bestaat, maar in werkelijkheid betekent het alleen dat bollen niet door cirkels kunnen worden begrepen."..... Zo is wiskunde ook niet zintuiglijk waarneembaar, alleen met het ‘oog van de rede’ en gebruikt de natuurkundige die wel. Veel aandacht geeft Wilber aan de opstelling van de onderzoeker, omdat het uitgangspunt van de transpersoonlijke psychologie, een integratie is van de drie ogen .
Voor dit ‘Probleem van de verificatie’ stelt hij het volgende voor: ...."Om te ontsnappen aan het scientisme of het absolute empiririsme is het voldoende dat we ons realiseren dat empirische kamis niet de enige vorm van kennis is. Er bestaat ook geestelijk-rationele kennis en contemplatief-spirituele kennis. Maar nu rijst natuurlijk direct de vraag hoe deze 'hogere' vormen van kennis kunnen worden geverifieerd. Als dat niet empirisch kan, hoe kan het dan wel? Dat dit een probleem lijkt, komt doordat we niet inzien dat alle geldige kennis in wezen dezelfde structuur heeft en dus ook op dezelfde manier kan worden geverifieerd. Alle geldige kennis - op ieder gebied - bestaat uit drie hoofdbestanddelen, die we de instructies of voorschriften, de verhelderende ervaring of het begrip, en de bevestiging zouden kunnen noemen. " Op zich is dit echter ook een ingewikkeld probleem, dat hier niet behandeld wordt. Wel geef ik hier de grote lijnen.
"Het idee is dus dat alle geldige kennis - op ieder gebied - in wezen uit de volgende hoofdbestanddelen bestaat:
1 Een instrumenteel aspect, dat wordt gevormd door eenvoudige of ingewikkelde, innerlijke of uitwendigc voorschriften of instructies, die altijd de vorm hebben: 'Als je dit wilt weten, moet je dat doen'
2 Een verhelderend aspect, waarbij het oog dat door het eerste aspect is geactiveerd, iets begrijpt of ervaart. Dit kan vervolgs leiden tot:
3 Een gemeenschappelijk aspect. Dit is het deken van het verhelderende inzicht met anderen die hetzelfde oog gebruiken. Als er overeenstemming blijkt te bestaan, kunnen we zeggen dat het inzicht daardoor wordt bevestigd.

In elke ware kennis van een van de drie ogen zijn deze aspecten aanwezig. Het wordt ingewikkelder wanneer een oog zijn kennis probeert te laten aansluiten op een hoger of lager oog, maar ook daarbij spelen deze aspecten een belangrijke rol...."....Als we nu kijken naar het aandachtsgebied van waaruit diverse onderzoekers van de psyche hebben gekeken zal duidelijk worden dat –ondanks hun wetenschappelijke benadering- de uitkomsten verschillend zullen zijn:

Het bewustzijn van deze ‘modellen’ om greep te krijgen op de realiteit, betekent dat gekozen methodiek en uitgangspunten een richtsnoer kunnen zijn over de beperkingen.
Dat is het uitgangspunt van deze inleiding, die niet is bedoeld als een diepgaande beschrijving van een ‘complete’ psychologie (als dat al mogelijk zou zijn), maar eerder als een overzicht naar de zin en betekenis van psychologie in de ruimere zin van het woord. Een begripskader waar iedereen persoonlijk mee verder gaan tot verdere ontplooiing van haar/zijn eigen mogelijkheden. En om een beeld te krijgen van de aard van de problemen die om de hoek komen kijken bij de ontwikkeling.
Het gebruik van het ‘creatieve instinct’ dat bepaalt hoe we deze blokkades nemen. Blokkades in de zin van kinderziekten, waar we zien dat kinderen na zo’n ziekte altijd gegroeid zijn, dergelijke ziekten zijn de ‘groeicrises’ noodzakelijk voor ontwikkeling. Alles wat we niet bewust tegenkomen blijft immers ingewikkeld, of bedekt. Crisis help bij het ontdekken en ontwikkelen. Hierdoor kunnen we andere mogelijkheden in onszelf ontmoeten.

[go to English Index] [Back to first entry of this site]